Onze zinnen met 'naar'
31 mei 2018 

Onze zinnen met 'naar'

Elke donderdag maken we met de cursisten Nederlandse zinnen op Facebook SVET. De cursus heet Maak een zin! © SVET. Hierbij onze zinnen met het woord: naar.

Naar wie kijk je?

Ik ga morgen naar Amsterdam met de auto.

Rijd maar ietsje naar voren.

Ik ben op zoek naar een mooie vakantieplek.

Hij luistert naar de radio.

Zij luistert niet naar haar ouders.

Mag ik naar huis?

Ik stuur een bericht naar mijn vriend.

Ik kom naar jou om 18.00 uur.

Mijn familie komt naar Nederland in juni.

Ik wil niet naar de winkel gaan want ik ben moe.

Ik ga naar de radio luisteren.

Ik ga naar de dokter omdat ik ziek ben.

Dit is de trein naar Hoofddorp via Shiphol.

Ik ga naar bed.

Ik ga naar het zwembad.

Ik ga om 6 uur naar mijn werk.

Morgen ga ik naar Nederland.

Zij gaat naar school.

Ik kijk naar de televisie.

Loop maar naar de balie.

Na een lange dag werken mocht ik eindelijk naar huis.

Wij gaan graag naar dat restaurant, omdat de obers daar vriendelijk zijn.

Ik ga ook nog even naar de markt.

De meeste kinderen gaan naar de basisschool als ze 4 jaar zijn.

Sommige mensen gaan naar de kerk.

Kinderen hoeven vandaag niet naar school.

De trein naar Amsterdam van 9 uur vertrekt
vandaag niet van spoor 3 maar van spoor 5.

Ik ga naar de winkel.

Wij gaan met de auto naar Polen.

Wij gaan samen naar een restaurant.

Ik ga met mijn dochter naar school.

Ik ga met de bus naar de stad.

Ik moet op dinsdag naar school omdat we examens hebben.

Ik moet morgen naar het werk gaan.

In augustus ga ik naar Polen.

Ik moet zometeen naar huis.

Ik ga naar het werk.

Ik ga naar de garage.

Deelnemers van de cursus op FB SVET en Irina Malinkina